DLV Drachten: 'Boeren in veenweidegebieden blijft mogelijk'
DRACHTEN - "Boeren in veenweidegebieden moeten gefaciliteerd worden om hun melkveebedrijf voort te kunnen zetten. Ondanks de problematiek met de daling van veenbodem zijn vanuit nieuwe inzichten en technieken zeker mogelijkheden voor de agrarische sector. Boeren, burgers en natuurbeheerders kunnen daarmee ook op middellange en langere termijn zorgen dat agrarische activiteiten op veengrond mogelijk blijven."
"Met maatregelen die bodemdaling tegengaan, is duurzaam boeren op veenweide zeker mogelijk waarbij het verdienvermogen van de veehouder een belangrijk punt is", vertelde projectaccountmanager Sytze Waltje van DLV Advies in Drachten dinsdagavond aan raadsleden van Smallingerland. Zij mogen over twee weken hun fiat aan het provinciale Veenweideprogramma 2021-2030 geven. Waltje hield hen voor dat duurzaam boeren, waarbij gebruik wordt gemaakt van kringlopen en natuurinclusieve processen, een wapen is om de veenweideproblematiek te bestrijden.
De raadsleden in Smallingerland plaatsten de nodige vraagtekens bij het provinciale veenweideprogramma. Het viel hen op dat de wetenschappers het nog lang niet eens zijn over de berekeningsmethoden voor de uitstoot van stikstof en methaan uit veenweidegrond. Ook over waar en wanneer je gaat meten, bestaat nog veel onenigheid. Waltje: "Boeren houden bij voorbaat al rekening met de meest negatieve uitkomsten in deze discussie."
In de strijd tegen bodemdaling en CO2-uitstoot is het behoud van organische stof een een deel van oplossing. "De opbouw ervan vergt jaren", aldus Waltje, "Je kunt bijvoorbeeld de lage zuurgraad op veenbodem verhogen. Nu hebben we lage opbrengsten en een mindere kwaliteit ruwvoer. Als je veel kalk gebruikt, dan zal de CO2-uitstoot toenemen. Met andere kalk- en stikstofvormen kunnen we de uitstoot van CO2, dus de afbraak van veen, beperken."
De DLV-adviseur vertelde dat het toepassen van humeuze kleigrond uit bijvoorbeeld natuurgebieden het natuurlijk opbrengend vermogen verhoogt. Ook voorkomt het deels verzuring van de grond. Dit laatste is een proces, het maken van zogeheten kleiig veen, vergt jaren. "Investeren in de bodem betekent kansen om te blijven boeren op veen, ook op langere termijn."
Veehouders in Zuidwest-Friesland hebben al humeuze klei over de veenbodem uitgereden. Met kleigrond worden de CO2-uitstoot en bodemdaling dus tegengegaan. In een nieuwe, kleinschalig experiment wordt bekeken of de veenoxidatie vermindert als klei een verbinding aangaat met de organische stof uit veen. "De bodem houdt dan veel beter water en nutriënten vast", aldus Waltje. Dat laatste is volgens uitermate belangrijk, want gras en andere ruwvoer hebben uiteraard vocht en voeding nodig. In droge jaren is zeker ook veengrond gevoelig. "Met het verkleien van veen hopen we zowel voor de boer als de omgeving te kunnen scoren. Een betere bodem produceert goed met minder chemie en naar verwachting een geringere CO2-uitstoot."
Volgens Waltje is het Veenweideprogramma 2021-2030 'een goeie aanzet' voor de agrarische sector, die de motor is voor de Friese economie. De maatregelen zijn echter niet voldoende. Er moet meer gebeuren. De landbouwsector staat de komende jaren voor grote opgaven, niet alleen de CO2- uitstoot, ook bijvoorbeeld methaanuitstoot vanuit stallen en de stikstofuitstoot zullen gereguleerd worden.
Waltje: "Regulatie zal gebaseerd moeten zijn op metingen. In het verleden is al meermaals gebleken dat de wijze en locatie van meten een discussiepunt vormen voor het maken van wet- en regelgeving gericht op beperking van emissies uit de landbouw." De DLV-adviseur vindt dat het veenweideprogramma belangrijk is, maar dat de landbouw samen met de wetgever overlegt inzake mogelijkheden de emissies te reduceren. "Samen met de sector naar oplossingen zoeken geeft een meer gedragen oplossing in plaats van koude regelgeving toe te passen."
Heb je een tip? WhatsApp!
Stuur je bericht, foto of video via:
0638400733 of via de tiplijn